De protestactie breidde zich destijds snel uit tot buiten de hoofdstad; ook in Haarlem en Velsen werd op grote schaal gestaakt. Een reconstructie aan de hand van de getuigenissen van voormalige werknemers van Hoogovens en papierfabriek Van Gelder. "Eigenlijk heb ik pas na de oorlog gehoord wat zich destijds in Amsterdam had afgespeeld."
IJmuiden - zijn vader vertelt hem het nieuws. "We pikken het niet", zegt Goossen Goossens vastberaden tegen zijn zoon Willem. De berichten over de spontane staking in Amsterdam zijn in een mum van tijd doorgedrongen tot buiten de hoofdstad, en dus ook bij de N.V. Koninklijke Papierfabrieken Van Gelder in Velsen-Noord, het bedrijf waar Goossens senior in die rumoerige februarimaand werkt. "Ik kwam uit een rood nest. Thuis waren we fel anti-Duits. Dus was het niet meer dan logisch dat mijn vader meedeed aan de werkonderbreking en dat ik me daarbij aansloot", kan Willem Goosens zich 62 jaar na dato herinneren.
Als 16-jarige jongen is Willem werkzaam bij staalbedrijf Hoogovens in IJmuiden: hij moet brieven rondbrengen bij alle afdelingen en houdt dossiers bij op het archief. Behalve op die gedenkwaardige februaridagen in 1941, negen maanden na het begin van de Duitse bezetting in Nederland.
In Amsterdam breekt dinsdag 25 februari een staking uit als protest tegen de gewelddadige razzia's die de Duitse politie een paar dagen eerder in de Amsterdamse joodse wijk heeft uitgevoerd. De Duitse terreuractie is op zich weer een reactie op een eerder gehouden werkonderbreking van tweeduizend metaalarbeiders in Amsterdam-Noord: een laatste middel om te beletten dat een aantal van hen verplicht in Hamburg te werk wordt gesteld. Tijdens de tweedaagse jodenjacht worden 425 mannen en jongens opgepakt, gemolesteerd en uiteindelijk in vrachtwagens afgevoerd naar Schoorl, vanwaar het transport begint naar concentratiekamp Mauthausen.
Het protest onder de Amsterdamse bevolking laat niet lang op zich wachten. Na voorbereidend werk van met name de illegale Communistische Partij Nederland (CPN) leggen medewerkers van het ene na het andere bedrijf het werk neer. Trams rijden niet meer uit, winkeleigenaren sluiten hun deuren en personeel van fabrieken en kantoren keert naar huis. Enkele uren later slaat de werkonderbreking over naar andere gemeenten buiten Amsterdam zoals Haarlem, Velsen, Hilversum en Utrecht. In Haarlem stoppen diezelfde middag personeelsleden van Conrad en Stork Hijsch met werken, de volgende dag gevolgd door de 380 arbeiders van machinefabriek Figee, het personeel van de Haarlemsche Scheepsbouwmaatschappij (150 arbeiders), de N.V. Haarlemse Overhemden Industrie Kerko (170 meisjes) en - na aarzeling - de 620 arbeiders van de Kon. Fabriek J.J. Beynes N.V., verdeeld over vestigingen aan de Verspronckweg en het Stationsplein.
De staking houdt het bedrijfsleven in de regio in haar greep. Ook bij Hoogovens blijkt de actiebereidheid groot te zijn onder de ruim tweeduizend werknemers. De voorzitters R. de Waal en W. Bakker van respectievelijk de arbeiders- en beambtenkernen (een soort medezeggenschapsraden) komen die middag in spoedoverleg bijeen. De kernen brengen een positief advies uit, zij het onder voorwaarde dat 'onmisbare personen zoveel mogelijk op hun post blijven, opdat geen schade aan de bedrijfsinstallaties zal ontstaan'. Eén lid van de beambtenkern, een NSB-er, stemt tegen en wenst dat zijn advies in de notulen wordt vastgelegd. De Hoogovens-directie neemt het standpunt over en blijft daarna voortdurend in telefonisch contact met de kernen. Van een eigenlijke stakingsleiding is echter geen sprake, de spontaniteit staat voorop.
Diezelfde avond nog houdt het personeel van Van Leer's Walsbedrijf op het Hoogovens-terrein het voor gezien en stopt met de werkzaamheden. Dit overigens zeer tegen de zin van de joodse (!) eigenaar Bernard van Leer die tevergeefs probeert een staking te voorkomen. De directeur (later gevlucht naar Amerika) is bang voor Duitse represailles, die volgens hem voornamelijk de joden zouden treffen.
De volgende ochtend gaan de duizend werknemers van de Verenigde Papierfabrieken Van Gelder in staking. Beverwijker Cor Kok is één van hen. "Ik was bankwerker in de mechanische werkplaats. Opeens werden de machines stilgezet. Ons werd verteld dat we op eigen risico naar huis konden gaan. Dat hebben de meesten gedaan", diept de inmiddels 93-jarige uit zijn geheugen op ('ik heb al zoveel meegemaakt: de eerste wereldoorlog, de tweede, en nu is het wachten op de derde').
De stakingsgolf slaat over op het personeel van het nabijgelegen Hoogovens. Goossen Goossens en zijn zoon Willem hebben dan al zelf besloten hun woning aan de Velsen-Noordse Geelvinckstraat die dag niet te verlaten. "Niet iedereen deed aan de staking mee", vertelt Willem Goossens. "Veel mensen dachten aan hun eigen hachie, hadden vrouw en kinderen en wilden hun toekomst niet in de waagschaal stellen. In die tijd was het gewoon een kwestie van overleven. En ach, wegblijven van je werk is ook niet bepaald heldhaftig."
"Ik wist het eenvoudig niet", staat IJmuidenaar Hermanus Klok (94) nog helder voor de geest. "Die dagen heb ik normaal doorgewerkt op de loonadministratie, net als mijn directe collega's. We hadden geen notie wat zich in Amsterdam had afgespeeld. En volgens mij hebben bij Hoogovens weinig mensen gestaakt. Ik had dat moeten weten, want dan had ik de loonkaarten van de afwezigen moeten invullen. Pas later is het nieuws doorgedruppeld. Van officiële zijde is in elk geval niets bekendgemaakt. De berichtgeving was heel slecht."
Beverwijker Jan van Aalst, destijds als 19-jarige jongen werkzaam op de elektrische afdeling van Hoogovens, had de tweede stakingsdag besloten niet naar zijn werk te gaan. "Het was gewoon een kestie van solidariteit. Aan de Duitsers hadden we nog niet zo'n hekel. Het was pas in het begin van de oorlog en zoveel lelijks hadden ze in mijn ogen niet gedaan. De aanleiding van de staking was mij ook niet helemaal duidelijk. Eigenlijk heb ik pas na de oorlog gehoord wat er destijds in Amsterdam is gebeurd."
Zo blijkt later dat diezelfde woensdag de Duitse top overleg voert hoe de staking kan worden gebroken. Besloten wordt de aanstichters zo snel mogelijk op te pakken en hardhandig op te treden tegen groepen stakers. Verdere terreur en intimidatie zijn het gevolg. Op diverse plaatsen worden stakers doodgeschoten. Van Aalst bijvoorbeeld, hoort dat een 'bekende uit de omgeving' tijdens een actie het leven heeft gelaten. "Hij keerde niet meer terug op het werk. Wat er precies gebeurd is, weet niemand."
Daarnaast worden de politiepatrouilles opgevoerd en bovendien mag de bevolking op 27 februari zich tussen 19.30 en 04.00 uur niet op straat vertonen. Goossens krijgt thuis bezoek van een Hoogovens-functionaris die hem dringend verzoekt weer aan de slag te gaan. Langzaam keert het normale leven terug. De Duitse bezetter grijpt de Februaristaking aan om verdere maatregelen door te voeren. Zo worden joden zo veel mogelijk uit het bedrijfsleven geweerd en moet de Haarlemse burgemeester J.E baron de Vos van Steenwijk, die in de ogen van de Duitsers niet betrouwbaar was, wijken voor de NSB-er S.L.A. Plekker (bijnaam: Slaap Lekker). Enige Hoogovens-bestuurders moeten tijdelijk onderduiken of vluchten zelfs weg.
Van Aalst blijft nog tot april 1942 in dienst van Hoogovens. Met 300 collega's wordt de Beverwijker dan tewerkgesteld bij het staalbedrijf Hoechst in Duitsland. Werkonderbrekingen bij enkele afdelingen om het besluit ongedaan te maken, halen niets uit. "In Duitsland kregen we te maken met bombardementen en honger", herinnert Van Aalst zich die donkere oorlogsjaren. "Na de oorlog ben ik uiteindelijk via Limburg weer in Beverwijk teruggekeerd."
Nog één keer leggen werknemers van het staalbedrijf tijdens de oorlog massaal het werk neer: in 1943 staken personeelsleden na een landelijke protestactie tegen het Duitse plan om Nederlandse arbeiders in Duitsland te werk te stellen. Goossens moet lijsten maken van personeelsleden die gemist konden worden en daarom naar Duitsland zouden vertrekken. "Die lijsten probeerden we te saboteren." Zonder resultaat, want 's ochtends 30 oktober stormen leden van de SD (Sicherheitsdienst) het kantoor peroneelszaken binnen en nemen alsnog de namen van de werknemers mee. In de loop van de dagen daarna haalt de Duitse politie in de IJmond dertig arbeiders en beambten van Hoogovens op van huis en brengt hen over naar de gevangenis. Drie stakers van Hoogovens worden gefusilleerd. Hun namen bevinden zich op het herdenkingsmonument voor de omgekomen werknemers dat in '48 buiten de fabriekspoorten werd onthuld.