Een kleine donkergroene bestelauto was het. Normaal bedoeld voor het vervoer van bankbiljetten, postzegels en ander drukwerk van niet al te grote omvang. Op 21 februari 1945 zaten dertien Haarlemse 'bleekneusjes' in de wagen van de firma Joh. Enschedé & Zonen. Ze zouden naar de omgeving van Graft-De Rijp gaan om aan te sterken. De reis eindigde bij Alkmaar in een drama dat aan zeven kinderen, een chauffeur en een begeleidster het leven kostte.
Pim de Bie uit Hoofddorp ontrafelde de gebeurtenissen van die dag, die in de lokale geschiedschrijving tot nu toe vrijwel onopgemerkt zijn gebleven. Hij sprak met de nabestaanden, raadpleegde archieven en bezocht de graven van de slachtoffers. Het gedetailleerde verhaal staat op de website van de Stichting Dodenakkers, waarvan De Bie medewerker is.
De bij het drama betrokken kinderen, in 1945 leeftijdgenoten van De Bie, woonden bij hem in de buurt. De gebeurtenissen hebben destijds grote indruk gemaakt in Haarlem. Iedereen sprak erover.
Haarlem, februari 1945. In de stad is in de hongerwinter vrijwel geen voedsel te vinden. De firma Joh. Enschedé & Zonen probeert het leed te verzachten door kinderen van personeel tijdelijk onder te brengen bij pleeggezinnen in het noordelijk deel van Noord-Holland, waar nog voedsel voorhanden is. Tot februari 1945 zijn er drie transporten naar Graft-De Rijp geweest. Het is de bedoeling dat de kinderen drie maanden bij pleeggezinnen blijven om aan te sterken. Op 21 februari 1945 is het vierde en laatste transport. De kinderen variëren in leeftijd van vijf tot dertien jaar. Begeleidster is Anthy Kirsten. De chauffeur heet Wernart van Deventer, zijn bijrijder is Karel Petrick.
Het is een heldere dag. De route leidt via Beverwijk en Alkmaar naar Graft-De Rijp. Waarom deze omweg wordt gemaakt, kon De Bie niet achterhalen. "Misschien was het door de bezetters verboden af te wijken van de grote wegen, misschien moest een door de Duitsers aangewezen route worden gevolgd of zocht Van Deventer zoveel mogelijk beschutting van de bebouwde kommen". Zonder problemen passeert de wagen het centrum van Alkmaar. Aan het einde van de Nieuwe Schermerweg wil Van Deventer rechtsaf slaan, de N242 op. De verkeerssituatie van toen is nog vrijwel hetzelfde als zestig jaar geleden. Het loopt tegen twaalf uur.
Op dat moment slaat het noodlot toe. Uit het niets verschijnt een Engelse jager die over Alkmaar in oostelijke richting vliegt en de aanval opent op de auto. Na in oostelijke richting te zijn uitgevlogen keert het toestel terug om een tweede aanval in te zetten. Wernart van Deventer is inmiddels uit zijn chauffeurscabine gekomen om aan de achterzijde van de vrachtruimte Anthy Kirsten te assisteren de kinderen uit de auto te krijgen. Zijn bijrijder Karel Petrick probeert in de berm van de weg beschutting te vinden. In de panieksituatie is Kirsten nog bij machte om met een paar kinderen aan de zijkant van de auto beschutting te zoeken. Andere kinderen proberen het talud te bereiken.
In zijn tweede run geeft de jager de auto de volle laag. Op dat moment moet de piloot hebben gezien dat hij met een groep kinderen te maken had. Kirsten en zes kinderen - de zusjes Elly en Jannetje van Ake, Elly Griffioen, Elsina Jansen, Iny Koning en Carla de Mes - zijn op slag dood. Twee kinderen, Toosje Kerkhof en Corrie Poelman zijn gewond. De laatste is er ernstig aan toe en overlijdt in het ziekenhuis. Petrick en vijf kinderen - Jopie Bon, Egene le Fabre, Bob Griffioen, Nellie Klein en Joop Meenderink - lopen vrijwel geen letsel op. Van Deventer ligt ernstig gewond naast de achterdeuren van de auto. Hij bezwijkt op 2 maart aan zijn verwondingen.
De Bie verdiepte zich ook in de achtergronden van de fatale vergissing van de Engelse piloot. Op de Engelse radio was gewaarschuwd dat overdag op alle rijdende voertuigen zou worden geschoten. Het is aannemelijk dat dit te maken had met de jagers die de grote stroom Amerikaanse bommenwerpers overdag op hun vlucht naar Duitsland beschermden, maar op de terugweg vrij mandaat kregen omdat na het droppen van hun last de bommenwerpers meer vliegsnelheid hadden en daarom ook minder bescherming van de jagers nodig hadden.
Na Dolle Dinsdag patrouilleerden geregeld groepjes van vier terugkerende geallieerde jagers boven bezet Nederland. Er waren ook individueel opererende jagers die op hun terugvlucht geheel hun eigen gang gingen. Alle voertuigen die tijdens deze vluchten aan de horizon verschenen werden op de korrel genomen, ook treinen. Bekend is een geval waarbij een trein herhaaldelijk werd beschoten. Na de eerste aanval moet het de pilotem duidelijk zijn geweest dat ze met vooral vrouwen en kinderen in zomerkleding te maken hadden en zeker niet met militair vervoer. Er werd zelfs niet geschroomd fietsers onder vuur te nemen.
Tekst: Rob Bakker
Foto: Pim de Bie