voorkant

Dit waar gebeurde verhaal werd speciaal geschreven voor leerlingen van groep 7 en 8 van de Haarlemse basisscholen ter gelegenheid van zestig jaar bevrijding. De diverse gebeurtenissen werden opgetekend door Marloes Davidzon uit naam van haar moeder, Lia Davidzon-Konz, die tevens de illustraties heeft verzorgd.

 

Oorlog aan het Spaarne

Roos was nog geen drie jaar oud, toen de Duitse soldaten haar woonplaats Haarlem bezetten. Ze zag haar moeder huilen, maar ze begreep niet waarom. Ze zag dat haar grote broer Rinus, die al 10 was, boos deed, maar ze begreep niet waarom. Het leven ging daarna gewoon door, er veranderde weinig. Voor Roos veranderde pas echt wat toen ze vier jaar werd en naar school mocht. Ze ging naar de Theresiaschool op de Kleine Houtweg. De juffen waren nonnen. Ze had het er reuze leuk. Alleen ’s middags viel ze steeds op haar tafeltje in slaap. Toen mocht ze een tijdje alleen in de ochtend naar school en moest ze ’s middags in haar eigen bedje slapen. Op school maakte Roos allemaal nieuwe vriendinnetjes. Haar beste vriendinnetjes waren Truusje en Lea. Maar opeens kwam Lea niet meer op school. Roos dacht dat ze ziek was en ze wilde haar opzoeken, maar dat kon niet. Roos begreep niet waarom. Rinus vertelde, dat Lea joods was en daarom niet meer naar school mocht. Maar dat begreep Roos ook niet. Ze vond Lea aardig! Toen Truus bij haar kwam spelen, hadden ze het er samen over. Ze speelden samen buiten op de stoep van de Turfmarkt, waar Roos woonde. Opeens kwam er een grote vrachtauto aan, die stopte voor het buurhuis van Roos. Sinds het begin van de oorlog woonden daar Duitse bewakers en officieren. Roos en Truusje waren een beetje bang voor die officieren. Ze stampten altijd zo met hun grote, zwarte laarzen en ze keken vaak bozig. De bewakers waren veel vriendelijker. Zij woonden vaak al lang in Nederland, maar hadden nog wel de Duitse nationaliteit. Nu het oorlog was, werden zij opgeroepen om voor de Duitsers te werken.
soldaat Op de begane grond van het buurhuis bevond zich een hele grote garage. Nu die grote vrachtauto eraan kwam, gingen de deuren van de garage open. Roos en Truusje stonden met open mond te kijken. De hele garage lag vol met mooie spullen. Er stonden dikke rijen met schilderijen, kasten vol zilverwerk, antieke meubeltjes waren boven elkaar opgestapeld. Roos en Truusje hadden nog nooit zoveel mooie spulletjes bij elkaar gezien. En er kon blijkbaar nog meer bij, want de chauffeur van de grote vrachtauto kwam nog meer meubels en mooie spullen brengen. Rinus kwam er ook bij staan kijken. Zoals altijd wist hij natuurlijk weer waar de spullen vandaan kwamen. “Het zijn meubels van joden”, zei hij. “Vannacht zijn er weer razzia’s geweest. Veel joden zijn opgepakt en nu komen ze de mooie dingen van die mensen hier opslaan.” Ze bleven nog even met zijn drietjes kijken en toen ging Truusje weer naar huis. Ze hadden geen zin meer om te spelen.

 

Logees


Toen Roos zes jaar was, in 1943, kwam oma bij haar in huis wonen. Roos was helemaal in de wolken. Roos was dol op haar oma en vond het hartstikke gezellig. Oma kwam niet alleen. Ook twee ooms en een tante kwamen bij Roos wonen. Dat waren de broers en een zus van mama, die nog bij oma woonden. Oma had een huis in Velsen, vlakbij de Hoogovens. Een groot gebied rondom de Hoogovens moest worden geëvacueerd, de bewoners moesten verhuizen. Dit was veiliger voor de bewoners, want de Hoogovens zouden wel eens door de geallieerden (alle landen die tegen de Duitsers waren) kunnen worden gebombardeerd. En nu konden de Duitsers het gebied gebruiken om de Hoogovens te verdedigen.
Oma moest dus verhuizen, maar had geen ander huis. Daarom kwam ze bij Roos wonen. Roos moest nu wel bij haar broer op de kamer slapen. Dat vond ze wel jammer. In haar mooie kamertje sliepen nu haar ooms. Roos hoopte dat ze voorzichtig deden met haar spulletjes.

Het was nu een stuk drukker in het huis van Roos. Er waren meer bewoners, maar er kwam ook meer bezoek. Neefjes en nichtjes van Roos kwamen nu veel vaker, omdat ze hun oma wilden zien. Mama mopperde wel eens. Al haar zusters zaten gezellig bij oma boven te kletsen en zij kon koffie zetten en beneden op de kinderen letten. Soms vond Roos het ook te druk. Dan ging ze maar buiten spelen.
Het was mooi weer en Roos had best trek in iets te eten. Ze wist dat het nog lang geen etenstijd was, maar door de oorlog was er minder voedsel en hadden de mensen meer honger. Truusje was ook buiten. Samen gingen ze tikkertje doen. De Duitse bewakers van het huis ernaast zaten buiten in het zonnetje. Er waren een paar nieuwe bij. Een was eigenlijk best aardig. Hij probeerde een praatje te maken met de meisjes. Ze wisten niet zo goed wat ze moesten doen, want het was hun verboden met de Duitsers te praten. Toch gaven ze gewoon antwoord. De aardige Duitser vertelde dat hij zelf in Duitsland ook twee meisjes had. Hij liet een foto zien. Zijn dochters waren ongeveer even oud als Roos en Truusje. Terwijl hij een gebakken eitje at, vertelde hij dat hij een hekel aan de oorlog had. Hij ging liever naar huis, naar zijn vrouw en zijn dochters. Hij was alleen bang en wist niet wat hij moest doen. Roos en Truus luisterden braaf en keken ondertussen verlekkerd naar zijn eitje. De Duitser stond op en liep naar binnen. Even later kwam hij Roos en Truusje halen. Ze mochten mee naar binnen. In de keuken stonden twee bordjes met gebakken eitjes klaar. Nog nooit hadden Roos en Truusje zoiets lekkers gegeten. Maar toen ze een paar hapjes hadden genomen, hoorden ze mama boos roepen: “Jullie weten toch dat je niet met die moffen mag praten! Kom onmiddellijk naar huis!”. Roos en Truus gehoorzaamden onmiddellijk, maar Roos dacht bij zichzelf: “Wat zonde van die heerlijke eieren.” Roos heeft die aardige Duitser daarna nooit meer gezien. Er kwamen wel weer andere Duitsers wonen, maar die waren niet zo aardig. ’s Avonds na acht uur mochten er geen mensen meer op straat lopen. Ook alle ramen moesten dan geblindeerd zijn. Toen Roos en Truus een keertje om vijf over acht nog buiten aan het spelen waren, kwam er een Duitser naar buiten gerend. Hij was woedend. Hij schreeuwde en zwaaide met zijn armen. Hij joeg ze de stuipen op het lijf. Roos en Truusje waren doodsbang en renden gauw naar binnen. Ze zijn daarna nooit meer de tijd vergeten.

 

De mooiste broek van de wereld

De oorlog duurde voort. Roos wist niet meer hoe het was om in vrede te leven. Het voedsel werd steeds schaarser en je kon alleen nog maar eten op de bon kopen. Zo werd geprobeerd het eten zo eerlijk mogelijk te verdelen. Door het eenzijdige voedsel en een tekort aan vitaminen had Roos een zwerend been gekregen. Haar hele been zat van boven tot aan haar voet vol met open wonden. Roos mocht niet naar school. Ze verveelde zich dood. Soms kwam haar vriendinnetje Truus langs, maar die mocht nooit lang blijven.
broek Twee keer per week ging Roos op de rug van Rinus of een van zijn vrienden naar de Gezondheidsdienst op de Nieuwe Gracht. Daar werd haar been schoongemaakt en er werd nieuw verband omheen gedaan. Roos mocht niet lopen en moest veel zitten en liggen. Haar enige afleiding was de radio. Alle mensen hadden hun radio aan de Duitsers moeten geven. Dat had papa ook gedaan, maar hij had er stiekem nog een. Die was verstopt in een kast. Iedere avond om acht uur ging de radio aan. Vaak kwamen vrienden en buren ook luisteren. Met spanning werden de berichten uit het vrije Engeland gevolgd. Zo bleef Roos op de hoogte van de oorlog. Ze mocht er nooit, maar dan ook nooit met iemand over praten. En dat deed ze ook niet.
Na een half jaar was haar been weer beter en mocht ze weer naar school. Haar been moest echter wel goed warm blijven. Het was inmiddels winter geworden, de beruchte hongerwinter. Het was koud en de mama van Roos kon geen kleren meer voor Roos kopen. Maar mama had nog wel een hele warme, wollen rok. Daar kon de tante van Roos, die nog steeds bij hen in huis woonde, een mooie broek van maken. Het werd de mooiste broek van de hele wereld, een soort tuinbroek. Op het bovenstukje had tante een heel mooi hart geborduurd. Wat was Roos trots, toen ze eindelijk weer naar school mocht.
Op school aangekomen, werd ze begroet door haar vriendinnetjes en ook door de nonnen. Mama bleef nog even kijken of alles goed ging en ging weer naar huis. Ze begonnen met rekenen en daarna was er pauze. In de pauze kwam er een non naar Roos toe. Ze stuurde Roos naar huis, omdat Roos een broek aan had. Ze wist toch zeker wel dat het op school verplicht was een jurk of een rok te dragen? Huilend liep Roos naar huis en vertelde het verhaal aan haar vader en moeder. Toen werd papa boos. Roos had haar vader nog nooit zo boos gezien. Hij gaf Roos een knuffel en liep naar de Theresiaschool. Daar vertelde hij de nonnen dat Roos naar een andere school zou gaan. Hij vond het een schande dat er geen rekening werd gehouden met de oorlogssituatie en met het been van Roos. Roos was ontzettend trots op haar vader. Dat hij zoiets durfde! Ze vond het wel jammer dat ze nu naar een andere school moest, weg van haar vriendinnetjes.

school

 

Honger


Tijdens de hongerwinter van 1944-1945 was er gebrek aan alles. Veel mensen hadden honger. In Haarlem werden zelfs bloembollen gegeten. Ook bij Truusje aten ze tulpenbollensoep. Roos mocht het ook proberen, maar ze vond het maar vies. ’s Middags had haar mama nog snoepjes van suikerbieten gemaakt. Roos had mogen helpen. De suikerbieten werden in kleine stukjes gesneden en in een pan met water gegooid. Daarna werd de pan op het vuur gezet. De suikerbieten smolten en het werd een stroperige massa. Vervolgens gooide mama het mengsel op het aanrecht. Daarna sneed ze de grote plak in kleine stukjes. Het waren de heerlijkste snoepjes die Roos ooit heeft geproefd.
Verder was het een hele enge tijd. De papa van Roos was veel weg. Op zijn fiets met houten banden reed hij naar de Noord, richting Alkmaar. Daar probeerde hij met boeren linnengoed te ruilen voor groente, melk, kaas, boter en aardappelen. Soms lukte het, soms ook niet. En als het wel gelukt was, pakten de Duitsers het soms nog af ook. Als papa naar de Noord ging, was iedereen bang in huis. Kwam hij nog wel terug? Werd zijn fiets niet afgepakt?
Ook de razzia’s waren gevaarlijk voor papa. Soms werd er in haast aangebeld. Dan rende papa naar de Gedempte Oude Gracht, waar vrienden van papa en mama woonden op een bovenhuis. Daar was een mooie schuilplek. Tussen de vloer en het plafond van het huis eronder was een kruipruimte. Daar kon papa zich verstoppen met zijn vriend. Dan werd er een kleed over het luik heen gelegd en daarop kwam de eettafel met stoelen te staan. Papa heeft zich daar meerdere malen verstopt. En de Duitsers zijn ook in die kamer geweest. Iedereen was doodsbang, maar gelukkig hebben de Duitsers nooit het luik gevonden.
Rinus trok er ook vaak op uit. Hij nam dan zijn bijl mee om hout te sprokkelen, want er was een tekort aan hout en kolen voor de kachel en het fornuis. Maar ook Rinus moest nu oppassen voor razzia’s. Hij was inmiddels 15 jaar en kon opgepakt worden om te werken in Duitsland. En dat wilde Rinus mooi niet.
Rinus probeerde ook voor extra eten te zorgen. Af en toe legden er schepen met kolen en andere groente aan op de Turfmarkt. De groentes waren bedoeld voor de Duitsers. De schepen werden gelost door buitenlanders. Roos en zelfs Rinus wisten niet waar die mannen vandaan kwamen. Rinus noemde ze de Russen, omdat ze zo’n raar taaltje spraken en ze leken ook wel een beetje op Russen. Maar Roos wist het niet zeker. Als de groentes werden gelost, verzamelden zich een heleboel jongens rond het schip. Niemand mocht in de buurt van het schip komen. De jongens werden door de Duitsers op een afstand gehouden. Maar als de Duitsers niet goed opletten, gooiden de Russen gauw wat groente naar die jongens. Rinus maakte op die manier mama meerdere malen heel blij. Roos was daar soms wel eens jaloers op. Zij wilde mama ook wel eens blij maken, maar ze was te klein. Soms mocht Roos wel eens naar de kruidenier aan het Spaarne voor melk of iets anders. Roos kreeg dan bonnen mee om mee te betalen. Het is wel eens gebeurd dat ze dan met lege handen terug kwam. Ondanks de grote emmer met melk achter de toonbank, zei de kruidenier dat de melk op was. Van Rinus hoorde Roos dat je alleen nog voor veel geld dingen bij hem kon kopen. Zo probeerden sommige mensen rijk te worden in oorlogstijd.

Vlees hadden ze bij Roos genoeg. De papa van Roos had een eigen bedrijf. Aan het begin van de oorlog hadden de Duitsers tegen papa gezegd dat hij alleen nog maar voor hen mocht werken. Papa had dat niet durven weigeren. Voor het werk in de fabriek was spiritus nodig. En dat kreeg hij iedere maand op rantsoen van de Duitsers. Gelukkig vergaten ze helemaal hem werk te geven. Hij heeft dus nooit voor ze hoeven werken, maar hij kreeg wel die spiritus. In spiritus zit alcohol en daar kun je drank van maken. Drank was in de oorlog moeilijk te krijgen. Dus begon de papa van Roos in de hongerwinter een ruilhandel. In ruil voor spiritus werd er iedere week vlees gebracht door een medewerker van het slachthuis. Op maandag kwam er altijd een grote man met een nog grotere jas. In de keuken van mama ging de jas open. Binnenin de jas zaten een heleboel zakken. En die zakken zaten vol met lappen vlees. Het zag er vaak vies uit. Het vlees moest ook nog worden schoongemaakt. Als Roos het zag, werd ze er soms misselijk van. Gelukkig kon mama er de heerlijkste dingen van maken.
Aan het einde van de hongerwinter ging Roos niet meer naar school. De mensen leden niet alleen honger, maar ook kou. Het was een hele strenge, koude winter. Er was niet genoeg brandstof om de scholen te verwarmen. Roos was nu weer veel thuis en ze verveelde zich. Gelukkig kon ze nu wel spelen met haar vriendinnetjes.

 

Bevrijding


Aan het einde van de oorlog was Roos het meest bang. Toen begonnen de bombardementen. Als het luchtalarm afging, moest ze als een speer beneden in het gangetje staan naast Rinus. Mama beschermde hen dan door met haar armen tegen de muur te leunen en haar hoofd te buigen. Soms duurde het uren voordat het sein veilig werd gegeven. Al die tijd deed mama schietgebedjes. Roos werd er bang van.
brood In mei 1945 werd Haarlem eindelijk door de Canadezen bevrijd. Alle mensen kwamen naar buiten om feest te vieren. Iedereen omhelsde elkaar. Er werd gelachen en er werd gehuild. Canadese soldaten deelden chocola en sigaretten uit. Bovendien kreeg ieder gezin een halfje Zweeds wit brood. Ook Roos kreeg van die heerlijke boterhammen. Het leken wel gebakjes.
Roos vond het heerlijk om weer vrij te zijn. Ze hoefde nergens meer om te denken, mocht weer overal rondlopen en ze mocht weer zeggen wat ze wilde. De Duitse bewakers en soldaten in het buurhuis waren vlak voor de bevrijding al vertrokken. De meeste mooie spullen hadden ze meegenomen. Het restant werd weggehaald door voor Roos onbekende Haarlemmers.

legerauto
Er gebeurde veel na de bevrijding. Iedere dag kwam Roos met verhalen thuis. Zo waren vlak na de oorlog de mensen heel boos op de Duitsers, zij hadden Nederland vijf jaar lang bezet. Veel Nederlanders waren bang geweest, hadden honger geleden, waren zelfs gevangen genomen en vermoord. Nederlanders die bevriend waren geweest met de Duitsers moesten worden gestraft. Ook de jongedames die een Duits vriendje hadden gehad. In de Burretstraat, een zijstraat van de Turfmarkt, woonde een jongedame met hele mooie, lange haren. Tijdens de oorlog had zij Duitse vriendjes gehad. Na de bevrijding werd zij door Haarlemse mannen in de Burretstraat op een open kar gezet. Eerst scheerden zij haar hoofd helemaal kaal. Al dat mooie, lange haar werd eraf gehaald. Ook andere dames met Duitse vriendjes werden op die kar gezet en kaal geschoren. Daarna trok een paard de kar door het centrum van de stad. Vooral mannen renden joelend achter de kar aan. Roos en Truusje stonden ernaar te kijken. Zij zagen die mooie lokken op de grond vallen. Dat vonden ze toch wel zonde. Ze renden ook een stukje mee, maar de kar ging te hard. Roos en Truusje gingen naar huis om te vertellen wat ze hadden gezien.

 


Tekst en afbeeldingen zijn met medewerking van de makers op deze website geplaatst.
Dit verhaal kwam in 2005 tot stand onder auspiciën van het Samenwerkingsverband Haarlem en kon goed worden gebruikt als voorbereiding op een bezoek aan de tentoonstelling toen in Historisch Museum Zuid-Kennemerland over het Haarlemse dagelijks leven 1940-1945.