Februaristaking 1941 in Kennemerland

 

Als protest tegen het ruwe optreden van de W.A. en het door de Duitsers in gijzeling nemen van honderden joden brak in Amsterdam op 25 februari 1941 de Februaristaking uit. De staking sloeg ook over naar Kennemerland: 's middags in Haarlem en 's avonds in Velsen.

Haarlem

Op de eerste stakingsdag, dinsdag 25 februari, belde 's morgens een employé van de werf Conrad en Stork Hijsch N.V. Amsterdam op. Bij deze gelegenheid hoorde hij, wat er aan de hand was. Het bericht kwam in de fabriek, op de tekenkamer en het kantoor. In groepen van twintig, dertig man stond men de zaak te bepraten. 'Daar werden we echter', vertelde een arbeider uit de grofbankwerkerij, 'niet veel wijzer van'. Andere fabrieken werden opgebeld om te vragen wat zij deden. Daar men echter geen 'goede' verbindingen kon krijgen, werd besloten zelf te beginnen. Men ging naar het schaftlokaal, waar 'al spoedig' tot staken besloten werd. Tevens werd afgesproken naar andere fabrieken te gaan. Er heerste 'een soort revolutionaire geest'.

Omstreeks drie uur legden de arbeiders van Conrad en Stork Hijsch het werk neer. Toen het personeel de fabriek verliet (ongeveer 400 personen) werd een optocht geformeerd, die door Haarlem trok. Een agent wilde de stoet tegenhouden. Na enkele dreigende opmerkingen der demonstranten liet hij hem echter passeren. Die middag lukte het deze arbeiders niet nog meerdere Haarlemmers in hun spontane actie te betrekken.

Maar de volgende ochtend, woensdag 26 februari, volgden alle grotere bedrijven, zoals de machinefabriek N.V. v.h. Gebr. Figee (380 arbeiders), de Haarlemse Scheepsbouwmaatschappij (150 arbeiders) en de N.V. Haarlemse Overhemden Industrie Kerko (170 meisjes).

Na enige weifeling ging ook het personeel van de Kon. Fabriek J.J. Beynes N.V. in staking. De beweging begon in de fabriek aan de Verspronckweg (170 arbeiders), waar niet alleen jongere arbeiders werkten, maar ook het grovere werk werd gedaan. In de andere fabriek, aan het Stationsplein (450 arbeiders) gingen drie arbeiders eerst naar andere bedrijven om 'de stemming daar te polsen'.

Er was ook een korte staking bij de tram in Haarlem. 's Middags staakten 71 arbeiders uit de werkplaatsen van de Noord-Zuid-Hollandse Tramweg Mij. De directeur kon het staken van de trams alleen afremmen door zijn personeel persoonlijk toe te spreken. Na enige tijd was het rollend materieel weer in bedrijf.

Van het gemeentepersoneel staakten alleen zes grondwerkers van Openbare Werken, die later (net als in Amsterdam) werden gestraft met inhouding van hun salaris.

In de loop van de dag stuurden de Duitsers een compagnie Ordnungspolizei naar Haarlem om een eind te maken aan de staking.

Kort na het uitbreken van de staking hadden de Duitse bezetters de uitzonderingstoestand afgekondigd, wat gepaard ging met het instellen van een avondklok. Tegen het vallen van de avond waarschuwden luidsprekerwagens: om zeven uur alle cafe's, winkels, theaters en bioscopen dicht, na half acht niemand meer op straat (tot vier uur 'smorgens), vensters en deuren gesloten houden. Boete bij overtreding: 5% van het maandinkomen, na middernacht het dubbele.

Velsen

Als eerste legde op 25 februari 1941 's avonds om 10 uur het personeel van de N.V. van Leer's Walsbedrijf het werk neer.

Op de tweede dag gingen alle grote bedrijven dicht. Omstreeks 9 uur 's morgens gingen de arbeiders van de Verenigde Nederlandse Papierfabrieken Fa. van Gelder Zn. in staking (ca. 1000 arbeiders). Zij waren weer het voorbeeld voor de Koninklijke Nederlandse Hoogovens en de Staalfabrieken (2200 mannen en vrouwen). Alleen onmisbare personen bleven achter, die de continu in bedrijf zijnde installaties moesten bedienen. Omstreeks 12 uur was de staking aan dit uitgebreide fabriekscomplex een feit.

De gehele bevolking in Noord-Holland mocht vanaf half negen tot 's morgens vier uur niet op straat komen. Op vrijdag 28 Februari werd dit verbod herhaald; vensters en deuren moesten gesloten zijn. Zij, die de bepalingen van de spertijd voor middernacht overtraden, moesten 5% van hun maandinkomen aan de Winterhulp Nederland betalen; bij overtreding na middernacht betaalde men het dubbele.

Omdat gevreesd werd voor een nieuwe staking bleef de uitzonderingstoestand nog enige tijd van kracht: de daarop volgende zondag mochten er geen sportwedstrijden worden gehouden. De (verboden) communistische partij had opgeroepen tot een algemene staking op 6 maart, maar dat werd een flop. Die dag gebeurde er niets, waarna de avondklok vanaf zondagmorgen 9 maart voorbij was. Officieel werd daarbij de hoop uitgesproken, dat de bevolking niet weer zou overgaan 'tot gedragingen, die tot het invoeren van de uitzonderingstoestand hadden geleid'. Het woord staking werd niet gebruikt: dat was verboden. De Februaristaking werd door radio en pers doodgezwegen.

 


Gegevens ontleend aan: B.A. Sijes "De Februari-staking", Den Haag 1954.

Klik hier voor een korte intro op de Februaristaking.
Lees ook:
Een onzorgvuldige herdenking van Herry Voetelink (uit Hollands Maandblad)
Staken zonder precies te weten waarom" van Pieter van Hove (uit Haarlems Dagblad)
Verhoor van Harry Cohen (uit NRC/Handelsblad)